5 Februari 1990. Deze soldaat milicien begeeft zich naar Kapellen. Aldaar dien ik intrede te doen bij het 6de linie bataljon van de kazerne Cdt. Bauwin.
Ik ben bij één van de laatste lichtingen die de verplichte legerdienst dient te vervullen. (Mijn broer zou het jaar erna ook zijn legerdienst vervullen en toen was het afgelopen).
Stamnummer 8950414 staat dan ook nog steeds in mijn geheugen gegrift. Thuis vind ik nog enkele dingen die mij doen terug denken aan die leuke maar toch best een bizarre tijd.
Onderstaande foto bijvoorbeeld.
<img src="
Jaja, jullie namen staan op de achterkant van dit perkament.
Maar van die maand in Kapellen, daar herinner ik mij niet zo heel veel van.
Dingen die mij zo te binnen schieten zijn:
– Dichtbij was een bos waar we gingen lopen (in Brasschaat dacht ik)
– Die keer dat er sneeuw viel
– De drill sessies.
– De eerste keer dat we een wapen kregen (een FNC)
– We werden opgeleid door KRO’s en KROO’s en we hadden er respect voor.
Na een maand opleiding, vertrokken we naar Spich, alwaar we als pisserkes verwelkomd werden in de Kazerne Knesselaere. Wij zouden plaatsnemen in de C compagnie. En die C compagnie bestond dan nog eens uit 3 secties. Ik googelde de kazerne en krijg er zowaar kou van.
We kregen te maken met echte soldaten. Zo van korporaal tot kolonel en al. En we stonden daar. Terwijl ze riepen. Sergeant Maebe, sergeant Dieu, sergeant Donné, sergeant Van Eenooghe, sterke mannen waren het.
Althans zo dachten we, want we hadden er schrik van. Ik toch. Ik luisterde. En dat waren dan nog maar sergeanten. Owee als er een luitenant of een kapitein bij kwam. Maar die namen weet ik niet meer. Ook niet de naam van onze materiaalchef (CMS?), een man met een wilde snor. Haar op je hoofd mocht niet, maar die man had een snor, niet gewoon. Rost ook. Ja die snor was rost.
Ik heb er pattaten gejast. Ik niet alleen, ook mijn mede miliciens.
We hebben er les gekregen over oorlog spelen enzo.
We moesten, als cyclisten, van stormfusilierke spelen.
Op een dag reden we met de vrachtwagens richting Soest. Ge weet wel, zo van die legerkamions. Met een groene bache derover.
Daar dienden we wacht te lopen in een Amerikaanse kazerne. Naar’t schijnt lagen er daar atoomwapens en andere vernietigingsproducten.
Op een avond in de kantine, was er voetbal op televisie. De Rode Duivels speelden een wedstrijd tegen Engeland. WK 1990 weet je wel.
België verloor in de laatste minuut door een goal van Platt. U allen bekend natuurlijk.
Ondergetekende en één van zijn beste kameraden gingen na afloop van die wedstrijd het paradeplein op. Gezien de nood hoog was en de pinten rijkelijk gestroomd hadden deden we onze behoefte aan de vlaggenmast. Er zag ons toch niemand… Dachten we… Ik weet niet meer wie het was maar ik weet wel nog dat we daardoor een 14 dagen niet naar huis mochten. En in den bak vlogen. Dat ook nog.
De Koning, Boudewijn, die kwam ook op bezoek bij ons. ‘t Was voor de 40/60 viering. En proper dat het daar dan moest zijn.
Ik kreeg 2 strepen, want ik streefde precies wel een beetje en werd zo korporaal milicien. Vanaf dan had ik ook iets te zeggen. En ik mocht de MAG schutter bevoorraden. Anderen werden dan minimi schutters of hielden het bij de FNC.
Vuur en vlam was onze strijdkreet.
Vuur en vlam, vuur en vlam vuur en vlam. En zo was ons wapen geschouderd.
20 jaar geleden dus. 10 maand legerdienst. Af en toe zal er hier nu wel eens een anekdote verschijnen.
*Groet*
Korporaal Milicien Bauwens. ‘Aanwezig!’