Onze jongste, nu goed tweeënhalfjaar jong, is nogal bang voor al wat insect is.
In het begin konden we daar wel eens mee lachen maar het is echt geen lachertje om er altijd correct mee om te gaan.
Als er een vlinder in zijn buurt komt dan volgt er een hysterische aanval. Ik zou soms aan een conversiestoornis gaan denken want het gebeurt wel eens dat hij dan gewoon stokstijf blijft staan en zo luid mogelijk roept of krijst. Van een vlinder godbetert. Die komen bij mij af en toe eens op de schouder zitten als ik de kippen ga eten geven. En ik vind dat leuk. En vlinders voelen zich ook tot onze jongste zoon aangetrokken want ze komen graag tot bij hem. En zijn zandbak, die staat vlakbij onze vlinderboom. Ik dacht dat die daar wel goed zou staan. Kwestie van even iets te misplaatsen dus.
Ook alle andere vliegende insecten zijn niet onmiddellijk zijn lievelingsdieren. Als hij in zijn eetstoel zit en er zou een vlieg naderen… het weze maar beter dat zijn eten en drinkbeker weggehaald worden. Als hij vrij is, dan zal hij de vlieg wel najagen met de vliegenmepper. En papa of mama die moet dat dan ook doen. Kwestie van te kunnen winnen.
Als hij zo een diertje ziet, maar dat kan ook een hond zijn want die behoort ook niet tot zijn favorieten, zegt hij steevast ‘nie bang zijn’. Dat zinnetje gebruiken wij nu ook al te pas en te onpas. Zelfs vrienden pikten de zin op en gebruiken het naar eigen zeggen ook wel eens als grap wanneer er iets ‘spannends’ zit aan te komen.
Gemakkelijk is dit dus niet altijd. Je bent zomaar ergens aan het wandelen tot opeens een vlieg, een bij of vooral een vlinder passeert. Paniek alom. Daar waar veel kinderen graag naar een vlindertuin gaan zou dat voor onze kleinste dus een waar horrorverhaal zijn.
We hebben al een beetje van alles geprobeerd. Knuffeldieren, verhaaltjes. Noem maar op. Maya is dan ook zijn lievelingsdiertje en een vlinder is toch zooo mooi – in een verhaaltje of als knuffel.